‘Zelfs dood laten we ons niet van ons land verdrijven’

Op donderdag 12 oktober ligt de Palestijnse Mohammed Matar (46) uitgekleed, geblinddoekt en geboeid op de grond in het dorp Wadi as-Seeq op de Westelijke Jordaanoever. Hij voelt een schoen tegen zijn nek drukken. Die schoen is van een Israëlische man die op zijn hoofd is gaan staan.

„Ik voelde zijn haat, terwijl hij mijn hoofd de grond indrukte”, zegt Matar drie weken later nabij het dorp Ramun, een paar kilometer van Wadi as-Seeq vandaan. „Hij wilde mij vernederen en mij mijn waardigheid afnemen. Hij wilde laten zien wie de baas is.”

Matar, een medewerker van de Palestijnse Autoriteit, het internationaal erkende bestuursorgaan op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever, zegt acht uur lang te zijn gemarteld door een groep van zo’n tien tot vijftien Israëlische mannen. Hij toont foto’s van hechtingen op zijn hoofd en striemen over zijn hele lichaam. Op een andere foto liggen hij en twee andere Palestijnen in hun ondergoed op de grond. De foto verscheen op een ultra-nationalistische Israëlische Facebook-pagina en werd later verwijderd, maar een screenshot ervan werd gepubliceerd door de linkse Israëlische krant Haaretz, die uitgebreid onderzoek deed naar de mishandeling.

„De Israëliërs sloegen me met hun riemen en de kolven van hun geweren”, zegt Matar. „Eén van hen probeerde me zelfs te verkrachten met een stok, maar gaf op toen ik me bleef verzetten. Daarna plaste hij over mij heen.”

Mishandeling

Die donderdag was Matar samen met enkele Palestijnse en linkse Israëlische activisten in Wadi as-Seeq om de Palestijnse bedoeïenen in het dorp te beschermen tegen Israëlische kolonisten. Dat is een term voor Joodse Israëliërs die volgens internationaal recht in illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever wonen. Kolonisten in de buurt van Wadi as-Seeq hadden gedreigd dat ze bedoeïenen zouden verjagen. Dat is hen gelukt: op de hoogvlakte waar Matar vertelt over zijn mishandeling, wonen de bedoeïenen inmiddels in een paar tenten tussen de rotsblokken.

„Ze hebben ons land gestolen”, zegt Ali Araara (35), een bedoeïen die naast Matar op een kleed voor één van de tenten zit. Hij vertelt hoe de kolonisten kort voordat ze Matar en de activisten aanvielen, naar het dorp waren gekomen met een laatste waarschuwing. „Ze zeiden dat ze ons zouden vermoorden als we niet binnen een uur vertrokken waren.”

De circa tweehonderd bedoeïenen maakten dat ze wegkwamen. Sommigen vluchtten in hun tractor of auto, anderen te voet. Ongeveer dertig van hen, onder wie zo’n twintig kinderen, belandden op deze vlakte. Ze slapen nu al drie weken in de versleten tenten die ze van Palestijnse omwonenden kregen. Verder moeten ze zien te overleven met één watertank en de paar kippen, kalkoenen en geiten die ze mee wisten te nemen. Het sanitair bestaat uit een verroest wc-hokje, waarop een sticker zit van de Europese Unie met de tekst: ‘humanitaire hulp en burgerbescherming’.

Beschermd voelt Araara zich allerminst. Hij wijst op de autoweg op de heuvels in de verte. „Laatst reden daar kolonisten die uit hun auto stapten om ons te bekijken”, zegt hij. „Ze kunnen elk moment terugkeren om op ons te schieten. De kinderen schrikken iedere keer op als er een auto voorbijrijdt en ik weet niet hoe ik hen gerust kan stellen.”

Terwijl de internationale aandacht uitgaat naar de oorlog in de Gazastrook, gaat de illegale Israëlische bezetting van Palestijnse woongebieden op de Westelijke Jordaanoever gestaag door. Deze ontwikkeling is bepaald niet nieuw, maar houdt wel direct verband met de huidige oorlog. Enerzijds omdat de almaar escalerende landinname door Israëlische kolonisten een belangrijke aanleiding was voor Hamas’ aanval op Israël van 7 oktober . Anderzijds omdat sinds de gruweldaden van Hamas de gewelddadige verdrijving van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever nog verder geëscaleerd is.

Waar dit jaar voorafgaand aan 7 oktober volgens VN-cijfers bijna 200 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever gedood werden door Israëlische kolonisten en overheidstroepen, zijn er in de paar weken daarna zeker 120 Palestijnse doden gevallen. In de korte periode tussen 7 en 19 oktober alleen al hebben meer dan 550 Palestijnen hun woningen onder dwang moeten verlaten, aldus de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem. Ondertussen worden Arabische plaatsnamen op verkeersborden gewist en verspreiden kolonisten pamfletten waarin ze Palestijnen dreigen met ‘een nieuwe Nakba’ – een verwijzing naar de gewelddadige verdrijving van meer dan 700,000 Palestijnen nadat Israël in 1948 gesticht werd.

Geen loze dreigementen

Het zijn geen loze dreigementen, zegt Zaid Shuaibi, een Palestijnse activist en veldonderzoeker voor al-Haq, één van de oudste Palestijnse mensenrechtenorganisaties. De 34-jarige man met bril zit in een leeg café in Ramallah. De zaak is eigenlijk gesloten vanwege een staking in reactie op Israëls bombardement op het Jabalia-vluchtelingenkamp in Gaza de dag ervoor.

„We zien overal signalen dat deze regering uit is op een nieuwe Nakba”, zegt Shuaibi. Hij verwijst onder andere naar een recent gelekt Israëlisch overheidsdocument, dat adviseert de bevolking van de Gazastrook (2,2 miljoen mensen) te ‘evacueren’ naar de Sinaï-woestijn in Egypte. Ondanks „uitdagingen in termen van internationale legitimiteit”, zo stelt het document, brengt dit plan de meeste „positieve lange termijnuitkomsten voor Israël.” Weliswaar heeft Netanyahu het document afgedaan als slechts een ‘conceptvoorstel’ en hebben de ambtenaren die het opstelden volgens Israëlische media weinig invloed, toch heeft het gelekte document de Palestijnse angst verder aangewakkerd.

De wens de Palestijnen te verjagen bestond ook al in eerdere Israëlische regeringen, benadrukt Shuaibi, maar wordt onder Netanyahu steeds openlijker uitgedragen, zeker sinds hij vorig jaar een coalitie vormde met extreem-rechtse partijen. Zijn minister van Nationale Veiligheid Itamar Ben Gvir, zelf een kolonist, heeft meermaals opgeroepen tot annexatie van de Westelijke Jordaanoever. Die van Financiën, Bezalel Smotrich, zei na de ongekende verwoesting die kolonisten afgelopen februari aanrichtten in het Palestijnse dorp Huwara dat de plaats „van de kaart zou moeten worden geveegd” en dat „de staat dat zou moeten doen”.

Ik voelde zijn haat, terwijl hij mijn hoofd met zijn schoen de grond indrukte

„De misdaden van de kolonisten zijn geen individuele acties, maar onderdeel van het regeringsbeleid”, zegt Shuaibi. „Zeker na 7 oktober heeft de Israëlische regering kolonisten een vrijbrief gegeven om zich te wreken op alle Palestijnen. Dat blijkt wel uit het feit dat Ben Gvir openlijk zware wapens aan hen uitdeelt. En kijk de beelden die nu de ronde doen op Israëlische sociale media. Zo zijn kolonisten zelfs een TikTok-challenge begonnen, die eruit bestaat filmpjes van door hen ‘gearresteerde’ Palestijnen te uploaden en daar vrolijke Israëlisch liedjes onder te monteren.”

Ook de kolonisten die Wadi as-Seeq aanvielen, lieten volgens Matar duidelijk merken dat ze niets van de autoriteiten te vrezen hadden. „De dag ervoor zeiden ze spottend dat we de politie kunnen bellen als we bang zijn. Ze weten dat die toch niets zal doen.”

Sterker nog: zowel de Israëlische politie als het leger nam deel aan de aanval, zeggen zowel Matar als andere ooggetuigen geciteerd door persbureau AFP. Sommige mannen die Matar dacht te herkennen als kolonisten, droegen volgens hem bovendien legeruniformen. „De toch al vage grens tussen kolonisten en soldaten is nog vager geworden”, concludeerde de linkse Israëlische krant Haaretz. De politie reageerde niet op vragen van die krant, het leger gaf aan een onderzoek in te stellen en zegt de commandant die de arrestatie uitvoerde te hebben ontslagen. Ook stelde het leger dat ‘de verdachten’ een mes en een bijl bij zich zouden hebben gehad. Matar ontkent dit.

De wet biedt Palestijnen geen bescherming, zegt Shuaibi. Israëlische onderzoeken zoals die het leger aankondigde, leveren volgens hem in de praktijk vrijwel nooit iets op, en ook het onderzoek naar oorlogsmisdaden in de Palestijnse gebieden dat het Internationaal Strafhof in 2021 instelde wordt volgens hem al jaren vertraagd. „Dit terwijl het Strafhof tegen Poetin binnen een maand na zijn invasie van Oekraïne een arrestatiebevel uitvaardigde”, zegt de mensenrechtenactivist. „Het laat voor een zoveelste keer de dubbele standaard van de internationale gemeenschap zien.”

Ook op hun eigen bestuur, de Palestijnse Autoriteit (PA) hoeven de Palestijnen niet te rekenen. „Ik heb direct de autoriteit gebeld toen we de kolonisten zagen komen”, zegt Matar, die zelf voor de PA werkt. „Maar ze hebben niets voor ons gedaan. Dat is de tragedie: mensen als wij die proberen ons volk te beschermen, worden zelf niet beschermd.”

Terwijl Hamas de Gazastrook bestuurt, ligt het bestuur van de Palestijnse gebieden op de Westelijke Jordaanoever in theorie bij de PA. „Maar in de praktijk is de PA de onderaannemer van Israël geworden”, zegt Shuaibi. „In ruil voor geld en posities doen ze doorgaans wat Israël van hen vraagt.”

De grote onvrede hierover onder Palestijnen heeft historisch niet alleen de opkomst van Hamas in de hand gewerkt, maar droeg in de afgelopen paar jaar ook bij aan het ontstaan van kleinere gewapende Palestijnse bewegingen op de Westelijke Jordaanoever, zoals de Jenin Brigades in het vluchtelingenkamp van Jenin en de ‘Leeuwenkuil’ in de stad Nablus. Ook opereert Hamas er ondergronds.

Intifada

Sinds 7 oktober zijn er berichten van enkele schermutselingen tussen het Israëlische leger enerzijds en deze nieuwe groeperingen en Hamas anderzijds. Shuaibi betwijfelt echter of deze zullen uitmonden in een ‘intifada’ (algehele opstand) zoals in 1987 of 2000. „Daarvoor ontbreekt het op de Westelijke Jordaanoever aan gecentraliseerd leiderschap”, zegt hij. „En als dit opduikt, zal Israël het onmiddellijk de kop in drukken.”


Lees ook
Netanyahu wil oorlog doorzetten, maar wat betekent dit voor gegijzelde Israëliërs?

<strong>Palestijnse bedoeïenen</strong> die door Joodse kolonisten van hun land zijn verdreven, verblijven nu op een vlakte buiten het stadje Taybeh, Westelijke Jordaanoever.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/11/ac280c298zelfs-dood-laten-we-ons-niet-van-ons-land-verdrijvenac280c299.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Maar een intifada kan verschillende vormen aannemen, zegt Shuaibi, die betoogt dat je in andere opzichten al sinds 2021 van een ‘derde intifada’ kunt spreken. Hij wijst op de massale protesten in dat jaar, de sterkere eenheid tussen de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, de politisering van Palestijnse jongeren en de massale pro-Palestina demonstraties in de diaspora. „Ik behoor tot een generatie die zich minder makkelijk laat wegdrukken”, zegt hij. „Zelfs als de Israëliërs ons doden, zullen we ons niet van ons land laten verdrijven.”</p>
<p>Maar tussen de tenten en rotsblokken op de vlakte nabij Wadi as-Seeq is zulke strijdvaardigheid ver te zoeken. „De toekomst bestaat niet”, zegt Araara kortaf. Hij maakt zich vooral zorgen om het feit dat zijn kinderen niet naar school kunnen en hij de geleende tent binnenkort moet teruggeven. Al zijn bezittingen zijn volgens hem gestolen door de kolonisten. „Ze hebben zelfs de medicijnen van mijn dochter meegenomen.”</p>
<p>Ook de mishandelde Matar heeft geen hoop meer. Zelfs als de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever zich weten te verzetten, zal dit volgens hem alleen maar slecht voor hen aflopen. „Dan zullen de Israëliërs ons aflachten en naar Jordanië deporteren”, zegt hij. „Een nieuwe Nakba is een kwestie van tijd.” </p>
<div class=